Het vraagstuk van de omstander

Bij het thema

door Norbert Hinterleitner – leesduur 4 minuten

Kunnen we omstanders (bystanders) of toeschouwers als medeplichtigen beschouwen omdat ze toekeken en niet hebben ingegrepen, en daardoor niet alleen in morele maar ook in strafrechtelijke zin schuldig zijn? Of is dat veel te algemeen en moet je daar veel genuanceerder tegenaan kijken? Moeten we per persoon de situatie bekijken voordat we kunnen oordelen over zijn/haar keuze om niet in te grijpen?

In deze uitgave van WO2 Onderzoek uitgelicht nemen twee wetenschappers, een journaliste en het Netwerk Oorlogsbronnen u mee op een spannende reis, waarin de vraag centraal staat hoe schuldig de omstanders nu eigenlijk waren tijdens de Sjoa – of de Holocaust zoals alle vier auteurs het noemen. Ido de Haan, hoogleraar politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, houdt in zijn artikel meningen van diverse wetenschappers tegen het licht en voegt daar zijn eigen visie over het hier en nu aan toe: zijn ook wij vandaag de dag niet allemaal omstanders van onrecht, misstanden en internering van mensen die niets verkeerds hebben gedaan en als vluchtelingen naar Europa komen?

Verschillende conclusies

Welke keuzes maken musea als ze omstanders in beeld brengen? Journaliste en historica Larissa Pans verdiepte zich in de aanpak van het United States Holocaust Memorial Museum (USHMM) en maakte een rondgang langs een aantal Nederlandse en Belgische experts om overeenkomsten en verschillen uit te lichten. USHMM-curator Susan Bachrach, die de basis legde voor een tijdelijke tentoonstelling over collaboratie die daar tot 2017 te zien was, vergelijkt de omstanders van toen met mensen (zoals wijzelf) nu. Zij vindt dat omstanders medeplichtigen worden als ze verzuimen in te grijpen.

En toch klinkt haar conclusie anders dan die van Ido de Haan: terwijl Bachrach omstanders toen en nu in gelijke mate veroordeelt, kijkt De Haan naar het morele kompas en concludeert dat de kritiek op de passiviteit van de omstanders veelal gebaseerd is op een simplistische notie van morele oordeelsvorming. Terecht voert hij aan dat de Holocaust niet uit de lucht kwam vallen. Lang voordat de systematische vervolging van Joden door de nazi’s begon, werden Joden buitengesloten, gediscrimineerd en fysiek geïsoleerd. De meeste niet-Joden kwamen daartegen niet in opstand. Zij hadden de uitsluiting en discriminatie van Joden tegen moeten gaan nog voordat de nazi’s antisemitisme tot staatsbeleid maakten en voordat hulp voor Joden zonder gevaar voor henzelf en hun familie eigenlijk niet meer kon.

Amsterdammers kijken toe hoe de verhuisfirma van NSB-lid Abraham Puls de inboedel weghaalt uit huizen waar eerder Joden woonden. Deze bedrijvigheid werd in de volksmond pulsen genoemd. Foto: Beeldbank WO2 – B. de Kok – NIOD

Is deze passiviteit in dat vroege stadium niet een waarschuwing voor ons in onze tijd? In het artikel van Larissa Pans komt ook het beroemde gedicht van verzetsstrijder Martin Niemöller aan bod, waarin hij beschrijft wat er gebeurt als niemand voor elkaar opkomt. Sinds de Holocaust en onze huidige kennis over de weg daarnaartoe, mag dit gedicht als waarschuwing voor ons allen gelden. We hebben gezien waartoe de uitsluiting van mensen en het bestempelen van mensen tot zondebokken kunnen leiden in een autoritair en antidemocratisch klimaat. Gelden voor ons dan niet nog strengere morele verplichtingen om early warnings te herkennen dan voor de omstanders van toen? Zeker als het gaat om het wel of niet in actie komen tegen onrecht, uitsluiting of antidemocratische en antirechtsstatelijke bewegingen, is dat een vraag om bij stil te staan.

De gordijnen dicht

Dat er verschillende soorten omstanders zijn, illustreert Larissa Pans trouwens mooi in haar interview met curator Brigitte Kok van Nationaal Monument Kamp Vught. Aan de hand van voorwerpen wordt daar duidelijk gemaakt dat sommige dorpelingen de gordijnen dichttrokken als er een transport door de straat trok, terwijl andere dorpelingen juist voedselpakketten brachten.

Verder zien we in deze uitgave vele foto’s van deportaties en razzia’s die gemaakt zijn door sympathisanten van het nationaalsocialistisch bewind. Janneke Jorna van het Netwerk Oorlogsbronnen wijst ons erop dat de documenterende fotografen tevens omstander waren. Hoe dun is de grens tussen daderschap en hun rol als documenterend toeschouwer?

Enigszins los van het thema, maar zeker niet minder interessant, is Kees Ribbens’ bespreking van het boek Veel valse hoop. De Jodenvervolging in Nederland 1940-1945 van Katja Happe. In zijn column geeft Ribbens mee dat Happe juist omdat zij niet tot de ooggetuigengeneratie behoort, een grotere historische afstand tot de gebeurtenissen heeft. Het is haar gelukt om een boek te schrijven dat volgens de meeste recensenten genuanceerd en analytisch is, en nauwelijks doordrongen van schuldgevoelens en schaamte. Ribbens noemt het boek een “nieuw standaardwerk”.

Over de auteur

 

Norbert Hinterleitner.

Norbert Hinterleitner is Hoofd Educatieve Projecten bij de Anne Frank Stichting.


Foto bovenaan artikel

Op 11 oktober 1944 trok onder begeleiding van de Duitse politie een groep van ruim 1400 gevangenen uit Kamp Amersfoort door de straten van de stad. Vanaf station Amersfoort werden ze per trein verder vervoerd naar concentratiekamp Neuengamme in Duitsland. Beeldbank WO2 – NIOD