Omgaan met zwarte bladzijden

Musea en koloniale erfenis

door Sadiah Boonstra – leesduur 8 minuten

Nu in Nederland, net als elders, de publieke aandacht groeit voor zwarte bladzijden van de geschiedenis, worden pogingen ondernomen onze koloniale geschiedenis te herschrijven. Het boek Roofstaat. Wat iedere Nederlander moet weten van Ewald Vanvugt is daarvan een voorbeeld. Ook Nederlandse musea, als bewaarders van materiële overblijfselen, objecten en kunst, worstelen met de vraag hoe ze met deze pijnlijke geschiedenis kunnen omgaan, zodat we ervan kunnen leren. Hoe kunnen Roofstaat en andere voorbeelden daarbij helpen? Historica Sadiah Boonstra reikt handvatten aan waarmee ook de Tweede Wereldoorlog vanuit het perspectief van het (begin van het) einde van het koloniale tijdperk en het ontstaan van nieuwe natiestaten en hedendaagse samenlevingen kan worden beschouwd.

Omslag van het boek Roofstaat. Wat iedere Nederlander moet weten van Ewald Vanvugt.

Roofstaat, gebaseerd op decennialang onderzoek, heeft vanaf de publicatie in 2016 een breed en vooral ook jong publiek weten te bereiken. Dit is tekenend voor de veranderende geschiedschrijving en herinneringscultuur van koloniale geschiedenis. In 2017 verscheen een compacte versie van dit boek, waarin thematisch de zwarte kanten van de Nederlandse koloniale geschiedenis worden belicht. Bij het thema ‘oorlogszucht’ vinden we onder meer ‘Verovering waarbij de bevolking werd verjaagd: Manhattan in Nieuw-Nederland’ en ‘1740: de Chinezenmoord in Batavia’. Het thema ‘mensenhandel’ belicht de slavernij in Azië, Afrika en Amerika. Andere thema’s zijn vrouwenmisbruik, opiumhandel en oorlogsbuit, waarin Vanvugt ook aandacht besteedt aan koloniale cultuurschatten in musea.

Nederlandse troepen begingen vele moorden en plunderingen in koloniale oorlogen. Deze gravure toont het uitmoorden van de Chinezen in Batavia op 9 oktober 1740. Bron: Collectie Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen op Wikimedia Commons

De mate en omvang van geweld en uitbuiting zijn excessief en overweldigend in het boek, maar worden invoelbaar gemaakt door aangrijpende ooggetuigenverslagen. Over de etnische zuivering van Indianen op Manhattan in 1643 schreef een ooggetuige: “Veel wilden [Indianen] hadden ze [Hollanders] in hun slaap omgebracht, terwijl ze sommige jonge kinderen van hun moeders borst af rukten, voor de ogen van de ouders in stukken gekapt, en de stukken in het vuur en in het water gesmeten hadden. Andere zuigelingen hadden ze op houten bordjes gebonden en zo doorhouwen, doorstoken, doorboord en miserabel vermoord dat het een stenen hart zou vermurwen. […] Later kwamen enigen bij ons op het land gelopen, sommigen een hand, sommigen een been afgekapt, enigen droegen hun darmen in hun armen, anderen hadden zulke afgrijselijke houwen, kerven en wonden dat soortgelijk niet erger ooit gebeurd kan zijn.”

Alternatieve blik

Het boek bevat meer gruwelijke passages, bijvoorbeeld over de Vijfde Bali-expeditie, zoals de veroveringsoorlog van 1906 eufemistisch werd genoemd. Met dergelijke passages biedt Roofstaat een alternatieve blik op de geschiedenis. Die blik ondergraaft het overheersend positieve beeld van Nederland als een klein, maar bijzonder land dat van internationale betekenis is door zijn ondernemingszin, voortgang, welvaart en tolerantie, met een geschiedenis van ethisch en moreel kolonialisme. Roofstaat laat zien dat deze geschiedenis wordt verteld vanuit het perspectief van de witte veroveraar en kolonisator. Het boek probeert een herinneringsproces, een andere manier van herinneren, op gang te brengen en het besef van de gewelddadige rol van het kolonialisme een plek te geven in onze maatschappij. Maar veronderstellingen en aannames blijken moeizaam te veranderen. De erfenis van onze koloniale geschiedenis is diepgeworteld in onze samenleving, in de vorm van economische voorspoed, sociale verhoudingen, normen, waarden en opvattingen over bijvoorbeeld ras, maar ook cultuur. Dit wordt door schrijver Edward Said, grondlegger van het academische vakgebied postkoloniale studies, ‘cultureel archief’ genoemd. Antropoloog Gloria Wekker bijvoorbeeld is een wetenschapper die dit begrip toepast in haar onderzoek naar de Nederlandse samenleving.

Ook Nederlandse artillerie werd ingezet tijdens veroveringsoorlogen, zoals hier in Bali in 1906. Bron: Wikimedia Commons

Musea en koloniale erfenis

Met moorden en plunderingen zijn cultuurschatten zoals die van Lombok en Bali, maar ook alledaagse objecten en kunst, buitgemaakt en naar Nederland gehaald. Nu zijn ze onderdeel van museumcollecties. De vraag is: hoe moeten musea omgaan met deze erfenis van het kolonialisme? Internationaal worden verschillende antwoorden geboden. Sommige musea nodigen gemeenschappen uit om te reageren op een tentoonstelling, om zo het museum inclusiever en representatiever te maken. Ook wordt roofbuit in langdurige bruikleen teruggegeven aan landen en gemeenschappen waar de objecten vandaan kwamen.

In de jaren negentig liep het Tropenmuseum voorop door de tentoonstellingsprogrammering aan te passen en de herkomst van de collectie kritisch onder de loep te nemen in de destijds vernieuwende opstelling Oostwaarts!. Tegenwoordig beseffen veel musea dat hun collecties mede het resultaat zijn van koloniale geschiedenis en dat zij daarom verhalen, objecten en kunst moeten tonen waarin álle mensen in de samenleving zich kunnen herkennen en niet alleen de witte veroveraar en kolonisator. Zo bereidt het Rijksmuseum momenteel een tentoonstelling voor over de koloniale oorlog in Indonesië (1945-1949). Tegelijkertijd wordt een grootschalig, gezamenlijk onderzoeksproject uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies: Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950. Dit onderzoek wordt financieel mogelijk gemaakt door de Nederlandse regering, die in 2016 besloot een breed onderzoek naar de gebeurtenissen in deze periode te steunen.

Er is sprake van een toenemende interesse voor de koloniale geschiedenis, zoals bleek uit de bezoekersaantallen bij de start-bijeenkomst in 2017 van het onderzoek naar dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië tussen 1945 en 1950. Bron: Marcel Israel op de website van het onderzoeksprogramma

Duitse antwoorden

Een interessant voorbeeld buiten Nederland is de tentoonstelling Deutscher Kolonialismus. Fragmente seiner Geschichte und Gegenwart, die in 2016 te zien was in het Duits Historisch Museum te Berlijn. De tentoonstelling ging over dertig jaar Duits kolonialisme (1890-1920) en toonde vooral de wandaden die de Duitsers in die periode pleegden in wat nu Kameroen, Burundi, Rwanda en een deel van Tanzania is. De tentoonstelling richtte zich op een breed publiek en daagde de bezoeker expliciet uit een ander perspectief aan te nemen dan dat van witte kolonisator en veroveraar. Formuleringen als “uitbuiting van werkrelaties”, “racistische ideologie” en “gewelddadige buitenlandse overheersing” beschreven het dagelijks leven in de koloniën. Een diorama liet een koloniaal kantoor zien, waarvan de vloer bezaaid was met objecten die normaliter in musea getoond worden als artefacten van een inheemse cultuur. In deze tentoonstelling werden de objecten getoond als roofbuit met de begeleidende tekst: “de kolonisatoren waren niet geïnteresseerd in de geschiedenis van de koloniën of hun cultuur, maar zagen objecten louter als exotische curiositeiten”. De tentoonstelling ontving veel lof. Voornaamste kritiek was dat het museum niet ver genoeg ging in zijn kritische behandeling van het koloniale verleden.

De tentoonstelling Deutscher Kolonialismus. Fragmente seiner Geschichte und Gegenwart in het Duits Historisch Museum in 2016 probeerde de bezoekers een breder perspectief te bieden dan dat van de witte kolonisator en veroveraar. Bron: Duits Historisch Museum

De gevoeligheid voor historische wandaden kent in Duitsland een langere geschiedenis. De Duitsers namen verantwoordelijkheid voor de Holocaust door die uitdrukkelijk te erkennen en te herinneren. Geleidelijk aan werden ook maatschappelijke groepen met minder internationale erkenning tot de vervolgingsslachtoffers gerekend. Zo werd in 2008 een monument opgericht voor door nazi’s vervolgde homoseksuelen en in 2012 volgde een monument voor Sinti- en Roma-slachtoffers van het nationaalsocialisme.

In Duitsland probeert men al langer erkenning te geven aan slachtoffers van Duitse wandaden in de geschiedenis, zoals met het Denkmal für die im Nationalsozialismus ermordeten Sinti und Roma Europas. Bron: OTFW, Berlin op Wikimedia Commons (CC BY-SA 3.0)

Musea en het herschrijven van geschiedenis

Nederlandse instellingen en musea zouden dit voorbeeld moeten volgen en het voortouw moeten nemen in het onderzoeken en tonen van de donkere kant van het kolonialisme, hoe ongemakkelijk het onderwerp ook is. Het boek Roofstaat en de tentoonstelling Deutscher Kolonialismus zijn confronterend in de onderwerpen die ze aansnijden en in hun toon. Een dergelijke toon is noodzakelijk om de lezer en de bezoeker te doordringen van de urgentie van het onderwerp. Maar in zowel het boek als de tentoonstelling ontbraken de stemmen en de ervaringen van de slachtoffers van deze geschiedenis en van anderen dan de witte veroveraar of kolonisator. In Roofstaat blijft het gissen naar onder meer de ervaringen van tot slaaf gemaakten in Suriname of bruine koelies in Indonesië. In de tentoonstelling waren tal van prachtige objecten te zien, gemaakt door mensen aan de andere kant van de zwarte geschiedenis, maar deze objecten werden slechts gebruikt ter illustratie van een bepaald verhaal en vertelden niet hun eigen verhaal.

Musea kunnen voorwerpen hun eigen verhaal laten vertellen en zo ‘verzwegen stemmen’ weer laten klinken, door middel van objectonderzoek. Objecten geven inzicht in denkbeelden uit het verleden, en kunnen ons laten zien wat die denkbeelden en geschiedenissen kunnen betekenen voor onze huidige samenleving. Een voorbeeld in Roofstaat is het resultaat van de Lombok-expeditie in 1894, dat oorspronkelijk 230 kilo gouden en 3810 kilo zilveren sieraden omvatte, plus edelstenen, munten en serviesgoed. De voorwerpen waren uit de Lombokse schatkamers geroofd en kwamen via Nederlandse militairen en ambtenaren uiteindelijk aan bij kunsthistorici in het Rijksmuseum. Afgesneden van hun oorspronkelijke context en opgenomen in een totaal andere wereld, werd deze roofbuit een verzameling artefacten van exotische schoonheid. In 1977 gaf de Nederlandse regering bijna de helft van de officiële Lombokschat1 aan de Indonesische staat, waar deze voorwerpen nu deel uitmaken van een nationale geschiedenis. Dergelijk objectonderzoek laat zien dat voorwerpen veranderen van betekenis door verplaatsing; de context waarin ze gebruikt, verzameld of getoond worden, verandert en hun betekenis is steeds afhankelijk van het perspectief van wie het object in handen heeft. Onderzoek naar de verschillende betekenissen die door telkens verschillende mensen aan die objecten worden gegeven, biedt ons beter en dieper inzicht in de verschillende ervaringen van de zwarte bladzijden van de geschiedenis.

De Lombokschat bevat vele buitgemaakte sieraden, waaronder deze 75-karaats diamanten ring, die nu in beheer is bij het Museum Volkenkunde in Leiden. Bron: Takeaway op Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)

Kleur bekennen

Naast een kritischer tentoonstellingsprogrammering en objectonderzoek moeten musea in hun benadering van deze zwarte bladzijden van de geschiedenis samenwerken met mensen afkomstig uit de gemeenschappen die slachtoffer zijn geweest van historische wandaden. Mensen uit de voormalige koloniën moeten een stem hebben in de manier waarop koloniale geschiedenis (inclusief de periode van de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatieoorlog) wordt verteld zodat ook zij zich kunnen herkennen in de objecten die worden getoond en de verhalen die worden verteld in musea. Als we ons openstellen voor de ideeën en perspectieven van mensen aan de andere kant van de geschiedenis zal blijken dat de geschiedenis er niet louter een is van witte kolonisators met zwartgekleurde bladzijden, maar er ook één is van gekleurde mensen. Musea moeten niet bang zijn de littekens van de geschiedenis in hun collecties te laten zien en de zwart-witte geschiedvertelling kleur te laten bekennen.

Over de auteur

 

Sadiah Boonstra

Dr. Sadiah Boonstra is curator en onderzoeker. Ze is gespecialiseerd in erfgoed en promoveerde in 2014 aan de Vrije Universiteit op Changing Wayang Scenes. Heritage formation and wayang performance practice in colonial and contemporary Indonesia. Momenteel werkt ze bij de National Gallery Singapore.


Noot

1 In het geval van roofbuit is er vaak sprake van een schat die ergens geregistreerd is, bijvoorbeeld dat wat is aangekomen in het Rijksmuseum – de zogenaamde officiële schat. Wat niet officieel bekend is, is de buit die militairen of ambtenaren voor hun persoonlijk gewin hebben meegenomen, soms zonder, maar soms ook met medeweten van de autoriteiten.


Verder lezen

Ewald Vanvugt, Roofstaat. Wat iedere Nederlander moet weten, Nijgh & van Ditmar, Epub 2017.

Susan Legêne, Spiegelreflex. Culturele sporen van de koloniale ervaring, Bert Bakker, 2010.

Caroline Drieënhuizen, De materiële erfenis van de Lombokexpeditie.