Kan iedereen oorlogsmisdadiger worden?

Massageweld

door Tjitske Lingsma – leesduur 8 minuten

Wat beweegt mensen om deel te nemen aan massageweld? Het wetenschappelijk onderzoek naar dit vraagstuk staat midden in de belangstelling. Hoogleraar internationale criminologie Alette Smeulers en universitair hoofddocent en NIOD-onderzoeker Uğur Ümit Üngör vertellen over de stand van het onderzoek en over de controverses binnen het vakgebied.

In 1942 gaf het SS-Hauptamt een brochure uit over het onderscheid tussen Menschen en Untermenschen. In 52 pagina’s wordt pseudo-antropologisch het vermeende verschil tussen Germaanse en ‘minderwaardige’ volken uiteengezet. Het zijn ideologische bronnen als deze die in nazi-Duitsland de voedingsbodem vormden voor het idee dat geweld tegen bepaalde groepen gerechtvaardigd was. Foto: Internet Archive

Ik zag afschuw op hun gezichten en ook ongeloof. Misschien zag ik nog eerder ongeloof dan afschuw. Ik zag mensen denken: dit kan niet gebeuren.” Aan het woord is Uğur Ümit Üngör. Hij beschrijft de reacties die hij kreeg toen hij twee jaar geleden bij een boekpresentatie in Amsterdam een videoclip toonde waarop een Syriër wordt doodgeslagen. Een vrouw viel flauw bij het zien van de beelden. “Het spijt me zeer als ze secundair getraumatiseerd is geraakt. Maar dit is wat er in Syrië of Oost-Congo dagelijks gebeurt.” In Syrië zijn inmiddels al 250.000 mensen omgebracht. Anders dan je op basis van berichtgeving in westerse media zou denken niet zozeer door terreurorganisatie IS, maar – net zoals het slachtoffer in het filmpje – voor het merendeel door aanhangers van het Syrische regime.

Üngör, universitair hoofddocent geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en onderzoeker ‘historische sociologie van massaal geweld’ bij het NIOD, snapt dat zijn toehoorders aangeslagen reageerden. “Nederland is zo’n veilig land. Als je in een rijtjeshuis in Apeldoorn woont, met je echtgenoot, kind, hond en hobby’s, staat dit geweld ver van je af. Niet alleen politiek, cultureel en geografisch, maar ook psychologisch.” Daarom toonde hij de beelden ook bewust. “Laat mensen maar één keer in hun leven geconfronteerd worden met de grimmige kant van de mensheid. Met beelden die het NOS Journaal en de kranten niet laten zien.”

Uğur Ümit Üngör, geprezen voor zijn onderzoek naar de Armeense genocide, bestudeert momenteel het verschijnsel paramilitairen. Als wetenschapper heeft hij talloze video’s en foto’s geanalyseerd waarop
te zien is hoe daders hun slachtoffers folteren, mishandelen en vermoorden. Hij kijkt met wetenschappelijke distantie, om niet telkens overstuur te raken over wat het slachtoffer wordt aangedaan en tegelijkertijd toch de dader te kunnen analyseren. “Ik kijk naar de lichaamstaal en de gezichtsuitdrukking van daders. Ik let op de hiërarchie. Bij de video die ik toonde, ontdekte ik dat het ging om een initiatieritueel: de ontgroening van een nieuw militielid door para- militairen.” Op het filmpje zag Üngör hoe een ouder lid van een militie, gelieerd aan het regime van de Syrische president Bashar al-Assad, aanwijzingen geeft aan mannen die voor het eerst aan een moord deelnemen. Met ijzeren staven slaan ze keihard op een man die op de grond ligt te sterven, waarna het slachtoffer een kogel door zijn hoofd krijgt.

Leden van de paramilitaire organisatie Shabiha, ook wel ‘Assads doodseskader’ genoemd, presenteren zich met dit soort foto’s op Twitter.  Foto: Twitter.com

Elektroschokken
Hoe komen mensen ertoe om deel te nemen aan gruwelijk massageweld? Het is een vraag die steeds meer mensen bezighoudt. Üngör ziet een groeiende belangstelling onder studenten, die er regelmatig scripties over schrijven. Voor zijn eigen onderzoek raadpleegt hij historische bronnen, documenten en ooggetuigenverslagen. Ook spreekt hij soms slachtoffers en overlevenden. “Het is heel moeilijk om directe daders te spreken”, zegt hij. Als ze in een gewelddadig conflict actief zijn, is het voor hem gevaarlijk.

Alette Smeulers, hoogleraar internationale criminologie aan de Tilburg University en Rijksuniversiteit Groningen, is gespecialiseerd in het dader-vraagstuk. Na de Tweede Wereldoorlog zochten wetenschappers de oorzaak in ‘psychische afwijkingen’, vertelt ze. “Men dacht dat de meeste daders een geestesstoornis hadden.” Die opvattingen sneuvelden in de jaren zestig door de inzichten van de Oostenrijks-Ameri- kaans-Joodse historicus Raul Hilberg, die het systeem achter de vernietiging van de Joden beschreef. Ook Hannah Arendt, de Duits-Amerikaans-Joodse filosofe die het proces tegen SS’er Adolf Eichmann bijwoonde, concludeerde dat het gewone mensen zijn die op een “hele banale manier tot geweld komen.” Hetzelfde proces inspireerde sociaal-psycholoog Stanley Milgram tot zijn beroemde elektroshock-onderzoek, waarbij veel proefpersonen bereid bleken te zijn steeds zwaar- dere schokken toe te dienen aan een mededeelnemer als een leidinggevende daartoe opdracht gaf.

In 1915 vluchtten Armeniërs massaal naar Syrië. Op de foto een Armeense vrouw die knielt bij een kind dat stierf voordat ze het relatief veilige Aleppo konden bereiken. Foto: American Committee for Relief in the Near East op Wikimedia Commons

Ongedierte
Hiermee werd de basis gelegd voor het theoretische kader dat tot op heden leidend is. Be- langrijk daarin is de constatering dat het de specifieke omstandigheden zijn die maken dat mensen veranderen van een gewone persoon in een oorlogsmisdadiger. “Dit gebeurt binnen een politieke, sociale en ideologische context. In deze situaties is sprake van een ideologie die stelt dat een bepaalde groep de vijand is die bestreden dient te worden. Mensen hebben dan het gevoel dat ze geweld moeten kunnen gebruiken om land, volk of groep te verdedigen”, aldus Smeulers. Ze verwijst naar het onderzoek van sociaal-psycholoog Philip Zimbardo, die spreekt van atrocity producing situations, in haar ogen een treffende omschrijving.

Taal speelt een belangrijke rol bij de dehumanisering van de ‘vijand’. In Rwanda werden Tutsi’s kakkerlakken genoemd. In Duitsland spraken nazi’s over Untermenschen. Üngör zag in de Syrische media dat tegenstanders werden afgeschilderd als vijanden van het volk of als beesten. “In interviews bestempelden pro-Assad-politici mensen als ongedierte, en ongedierte mag je vertrappen.”

Het is overigens niet zo dat mensen in een specifieke context zich automatisch crimineel gaan gedragen. Het is altijd een proces, waarin personen geleidelijk tot daders transformeren. Smeulers: “Cruciaal is de eerste keer dat mensen folteren, mishandelen en moorden. De meesten schrikken dat ze hieraan meedoen.” Dit is het scharnierpunt – hier kunnen mensen nog terug. Slechts enkelen hebben het lef deelname aan geweld te weigeren, stelt Smeulers. Hoogstens vertonen mensen vermijdingsgedrag. “Ze gaan zich ziek melden, schieten expres mis of kijken een andere kant op.” De personen die doorgaan met geweld, zullen gevoelsmatig afstand nemen van hun daden. Smeulers verwijst naar het begrip ‘moral disengagement’, ontwikkeld door de Canadese psycholoog Albert Bandura. “Mensen verschuilen zich achter het idee dat ze orders van superieuren opvolgen, in plaats van echt over zichzelf na te denken.”

 

De mannen van Assad
Als mensen cognitieve dissonantie ervaren omdat hun gedrag niet overeenstemt met hun opvattingen over wat een goed mens zijn betekent, zoeken ze een uitweg. Ze zoeken de oorzaken van het geweld buiten zichzelf: het is niet mijn schuld, het zijn terroristen, ze verdienen hunlot. “Om hun geweten te sussen, zoeken ze een rechtvaardiging om zichzelf te overtuigen dat ze het
goede hebben gedaan,” aldus Smeulers. “Mensen zijn niet slecht of kwaadaardig, maar zwak omdat ze niet de moed hebben om tegen de stroom in te gaan, geen weerstand kunnen bieden aan de druk. Ze raken verstrikt in hun eigen gedachtespinsels, geloven in hun eigen smoesjes en ervaren genocide uiteindelijk als iets noodzakelijks en legitiems.”

Üngör probeert met zijn onderzoek inzicht te krijgen in het functioneren van Syrische paramilitairen. Deze ‘shabbiha’ sleurden aan het begin van de opstand jonge activisten uit hun huis. Ze kidnappen, martelen en moorden. Op foto’s poseren ze: gespierd, getatoeëerd en collectief. Üngör ziet veelal jonge mannen vol testosteron en op zoek naar sociale status die zich in groepen laven aan geweld. “Hun sociale intelligentie is laag. Ze hebben een vrij zwakke empathie. Ze vinden het lekker om geweld te plegen. Als je naar hun gezichtsuitdrukking tijdens het geweld kijkt, zie je extase. Er is veel emotie en intimiteit. Aan het einde roepen ze eufo- risch: wij zijn de mannen van Assad.” Deze passie is vooral zichtbaar bij ‘beginnelingen’. Maar al snel wordt het routinewerk en verdwijnt de opwinding. “Na twee of drie keer zijn ze afgestompt.”

Een verbrand identiteitsbewijs, in 1999 gevonden in een greppel naast een massagraf in Meja, Kosovo. Honderden mannen, vrouwen en kinderen bleken te zijn geëxecuteerd door paramilitairen van de Servische Vrijwillige Garde, ofwel ‘Arkan’s Tigers’. Foto: Gary Knight – VII

Abu Ghraib
Het zou een misverstand zijn te denken dat het Westen van dergelijke vormen van geweld gevrijwaard is. In de Verenigde Staten rekte juridisch adviseur John Yoo de wettelijke marges zodanig op dat de regering Bush het groene licht kon geven voor enhanced interrogation techniques zoals waterboarding. In de Iraakse gevangenis Abu Ghraib dachten Amerikaanse soldaten dat ze gedetineerden mochten mishandelen. “Het ontaardde in een on- menselijke behandeling van veelal totaal onschuldige mensen”, aldus Smeulers. Bekend zijn de foto’s van de (hiervoor uiteindelijk veroordeelde) soldaat Lynndie England die een gevangene aan een hondenriem heeft. “Een man waarvan later bleek dat hij een psychische afwijking had. England dacht dat ze een strijd tegen het kwaad leverde en plaatste die man outside the universe of moral obligation.” Sabrina Har- man steekt op een foto haar duim op naast het lichaam van een man die door een CIA-ondervrager en een huurling is doodgemarteld. “Harman werd hiervoor veroordeeld. Maar niemand is veroordeeld voor de dood van die man.”

Beide voorbeelden rekenen ook meteen af met het idee dat vrouwen vredelievender zouden zijn dan mannen. In absolute cijfers zijn er minder vrouwen betrokken bij extreem geweld omdat leger, politie en milities nog altijd manneninstituten zijn. Maar hun rol is groter dan voorheen werd aangenomen. “Vrouwen zijn bij alle misdrijven betrokken. Ook bij seksueel geweld. Als zij deelnemen aan misdrijven zijn ze net zo wreed of misschien wel wreder, omdat ze het gevoel hebben zich te moeten bewijzen”, stelt Smeulers.

 

Radicalisering
De wetenschappelijke kennis over de duistere kant van de mens groeit. Maar er staan ook zaken ter discussie. Üngör: “De grote controverse gaat over obedience to authority. Zijn wij allemaal tot zulke misdrijven in staat en doet persoonlijkheid er niet toe?” Smeulers behoort tot de wetenschappers die stellen dat persoonlijkheid slechts een marginale rol speelt, of in elk geval minder van belang is dan gewoonlijk wordt aangenomen. “Onder bepaalde omstandigheden kan vrijwel iedereen – ook u, ook ik – een dader worden. Wat voor een dader, en hoe snel het transformatieproces gaat, hangt van de persoonlijkheid af.”

Uğur Ümit Üngör

Daartegenover staan wetenschappers als Abram de Swaan die stellen dat daders veelal specifieke persoonlijkheidskenmerken hebben waardoor zij misdrijven begaan. Volgens De Swaan hebben daders weinig zelfinzicht, tonen ze zelden berouw en ontberen ze gevoelens van empathie. Üngör twijfelt. “Ik vind er veel in zitten,” zegt hij over de visie van De Swaan, “maar het is een pril inzicht. Het is een hypothese.”

Beide wetenschappers vinden daderonderzoek van groot belang voor samenlevingen. Üngör wijst op Rwanda, dat één miljoen genocidedaders moet re-integreren. Of neem voormalig Joegoslavië, waar met de milities ‘Frankensteins’ waren gecreëerd en de naoorlogse Servische premier Zoran Djindjic werd vermoord toen hij deze groepen wilde opdoeken. Ook het Syrische regime heeft nu al enorme moeite om paramilitairen in toom te houden. “Daders kunnen een groot probleem vormen voor vrede, de rechtspraak en verzoening”, concludeert Üngör. Niet alleen in een ver en gewelddadig buitenland. “Ook hier hebben we te maken met daders, die veelal ook gewoon hier zijn opgegroeid. Zoals we hebben gezien kan het gebeuren dat je in Parijs op een terras zit en er mannen met Kalasjnikovs langskomen die mensen neerschieten.”

“Met het oog op het voorkomen van extreme vormen van geweld, is het belangrijk om te weten waar de voornaamste oorzaken liggen,” stelt Smeulers. “Als vooral iemands persoonlijkheid bepaalt of hij of zij tot collectief geweld bereid is, moeten potentiële daders snel worden opgespoord. Als het hem vooral in de situatie zit, moeten we ervoor zorgen dat omstandigheden waarin mensen radicaliseren en gruwelijkheden begaan, veel minder vaak voorkomen.”

 

Over de schrijver

Tjitske Lingsma. Foto: Katrien Mulder

Tjitske Lingsma is freelance journalist en auteur. Ze schrijft onder meer voor De Groene Amsterdammer. In 2014 publiceerde ze haar boek All Rise: De grote ambities van het Internationaal Strafhof en de weer- barstige werkelijkheid. In 2008 verscheen haar boek Het Verdriet van Ambon: Een geschiedenis van de Molukken, waarvoor ze de Dick Scherpenzeelprijs kreeg.